VI
Zacht bij je pols
zou ik dat doen
dan alles vertellen
pauze nemen
je blik vrezen
en als het meevalt
het doek verder
ophalen, helemaal,
daaraan voorbij
een zotte neus
op een lichaam
van kastanje,
zacht bij je pols
rustig,
vrede.
VI
Zacht bij je pols
zou ik dat doen
dan alles vertellen
pauze nemen
je blik vrezen
en als het meevalt
het doek verder
ophalen, helemaal,
daaraan voorbij
een zotte neus
op een lichaam
van kastanje,
zacht bij je pols
rustig,
vrede.
Een hand trekt je,
plooit zich mee met
de andere stukken
van je lichaam,
want zo voel je je:
in stukken.
Eens de pijp uit, het hol, de klemming,
naaien mensen jou ineen
met tranen, vuisten,
een goed boek.
In de verte
klinkt een lied
je rug rijpt recht,
je blik gaat open
je zingt in de richting
van haar ritme.
Ze ging blootsvoets mee
de hemel in , de hemel uit,
hield laagtes onder
haar lichaam in bedwang,
wist deze wel te vinden maar
wou ze kwijt, ergens
te lauwe lande.
Hoe hoger ze kwam,
hoe langer haar lichaam.
Laagtes trokken haar te neer,
haar blootse voeten verend
over de wolken. Ze was als
zonder bodem, zonder dak.
Net op het ogenblik
dat haar benen knapten
liet ze de wolken los dus
zweefde ze, benen,
lichaam elk apart, met
tussenin haar lichte hart.
Zo dreef ze
eeuwig sopraan en
raakte ze nooit meer
de wortels van
haar liefde aan.
Leven is een linke boel
zeg je smalend,
je houding bepalend.
Mexican coffee
laat zich nippen
aan je veel te wijze mond.
Ook je lijf is
afwezig zo veraf,
niet bij mij zeg ik
maar je hoofd
slaapt opnieuw en
streept zo
deze dag uit,
de nacht in.
ik zwijg en staar verloren.
Je moet er iets mee doen
met je taal en ook
met je lichaam.
Ze herademt op
het ritme van
mijn duik op haar buik
waar ik uitgespannen
slang word.
Het geluk zit
in jezelf zeg ik en
pluis uit haar
navel een stofje
glans daarvan.
Je moet er iets mee doen
met je taal en ook
met je lichaam.
Mij redden meent ze
maar ik
– stom –
lees lam en hardop
de tekens uit haar naam:
de namen die betekenen.
In jezelf zit
een gebalde vuist
koffie met je
te drinken.
Van bij het krieken
drukt ze je
hele lichaam in
gesprek met
de nooit tevreden
moeder.
In die vuist verschuilt
zich het kind
dat je nooit zou worden,
waar je crescendo
op wachten blijft.
Fijngedrukt kleedt
je ware zelf zich
uit het vlees van
de leugen, ontsluit
deze raak, slaakt
een zucht en geeft
zich als handdruk
aan het leven.
Hier ben ik zeg je,
aan mij de beweging.